Gisteravond
naar Poëten
& Bandieten
van De Warme Winkel.
Die
had ik nog niet gezien. Ik vond een een heel goede voorstelling. Als
ik er een recensie over zou schrijven, zou ik er vier sterren boven
zetten.
Een wat oudere vrouw op de derde rij werd onwel en zakte onderuit. Met behulp van de man naast haar en een medewerker van het theater, lukte het haar om overeind te komen. Nadat ze moeizaam, haar hoofd voortdurend naar beneden gericht, de drie traptreden was afgedaald, rustte ze, ondersteund door haar twee begeleiders, op de rand van de speelvloer even uit.
Een wat oudere vrouw op de derde rij werd onwel en zakte onderuit. Met behulp van de man naast haar en een medewerker van het theater, lukte het haar om overeind te komen. Nadat ze moeizaam, haar hoofd voortdurend naar beneden gericht, de drie traptreden was afgedaald, rustte ze, ondersteund door haar twee begeleiders, op de rand van de speelvloer even uit.
De
voorstelling ging gewoon door.
Ward
Weemhoff, die op dat moment even geen tekst had, liep met een
bezorgde blik naar het drietal toe en bleef toen op gepaste afstand
staan. Toen de drie weer in beweging kwamen op weg naar de uitgang, legde
hij even meelevend zijn hand op de schouder van de man waarvan ook
hij mogelijk dacht dat het wel eens de partner van de onwel geworden
vrouw zou kunnen zijn. Daarna draaide hij zich om en nam weer deel
aan de voorstelling.
De
jonge vrouw schuin voor me was bezig met haar smartphone.
Het
was al de vijfde of zesde keer dat ik dat beeldscherm voor me zag
opflitsen. En ook na de gebeurtenis met de onwel geworden vrouw zou
dat nog zeker vijf of zes keer gebeuren. Bij de eerste keer dacht ik
nog laat ik niet te snel oordelen, misschien is er iemand van haar
vrienden vlak voor de voorstelling in een ziekenhuis opgenomen en wil
ze even checken of alles in orde is, of misschien ligt er een
familielid op sterven.
Had
ik iets moeten doen?
Bij
de tweede keer dat het licht van de smartphone me afleidde van de
voorstelling, overwoog ik mijn hand op de schouder van de jonge vrouw
te leggen en haar vriendelijk maar dringend te sommeren het ding uit
te zetten. Ik deed het niet, bang daarmee de voorstelling te
verstoren. Ik zag de man recht voor me elke keer als die smartphone
naast hem oplichtte naar voren buigen. Die had er dus
waarschijnlijk ook last van. Achteraf denk ik dat ik hem met een
snelle beweging en zo geruisloos mogelijk uit haar handen had moeten
trekken en uit had moeten schakelen. Om hem pas na afloop terug te
geven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten