●●●○○
WACHTEN OP DE BARBAREN
TONEELSCHUUR PRODUCTIES & KORZO
Door RiRo, gezien 21 januari 2016
Bij de magistraat van een niet met name genoemde grensplaats meldt zich op een zeker moment kolonel Joll van het Derde Bureau met zijn manschappen. Want de hoofdstad van Het Rijk heeft aanwijzingen over op handen zijnde bedreigingen door de nomaden aan de andere kant van de grens. Door de kolonel consequent barbaren genoemd. Het Rijk moet dus voorzorgsmaatregelen treffen.
De magistraat denkt er het zijne van: 'Van deze onrust zag ik zelf niets. Voor mezelf was ik tot de overtuiging gekomen dat elke generatie een periode van hysterie over de barbaren kent. Er woont geen vrouw aan de grens die niet heeft gedroomd van een donkere barbarenhand die onder haar bed vandaan komt om haar enkel te grijpen, geen man die zichzelf niet bang heeft gemaakt met visioenen van barbaren die bacchanalen houden in zijn huis, borden breken, gordijnen in brand steken, zijn dochters verkrachten. Deze dromen zijn een gevolg van een te bezadigd leven. Toon me een barbarenleger en ik zal ze geloven.' (J.M. Coetzee, Wachten op de barbaren, Uitgeverij Cossee, Amsterdam, 2002, pagina 17, vertaling door Peter Bergsma van Waiting for the Barbarians uit 1980)
De
magistraat is een oude man, bijna met pensioen. Hij neemt een jong
meisje in zijn huis op. Een nomadenmeisje. Gemarteld, gewond, en zo
goed als blind achtergelaten door kolonel Joll die alweer op weg is
om nieuwe gevangenen te maken. Hij masseert elke dag haar gekwetste
voeten en benen. Daarna slaapt ze bij hem in bed. Daar wordt wat
vreemd tegenaan gekeken in het grensplaatsje.
De
roman van Coetzee is voornamelijk een 'stream
of consciousness'
van de magistraat, met slechts hier en daar een dialoog. Niet zo'n gek
idee dus van regisseur Michiel de Regt om er een theatermonoloog van te maken. Jan-Paul Buijs
(1984) speelt de oude magistraat met een grijze pruik op.
Hoe Coetzee
het voor elkaar krijgt weet ik niet, maar bij het lezen van zijn
roman voel je voortdurend een onderlaag van doem, van dreiging. Zowel
onder het hoofdthema (het optreden tegen) het vermeende gevaar van
de nomaden, als onder (de zuiverheid van) de motieven van de oude man
in zijn omgang met het meisje.
Coetzee
kiest er in zijn roman bewust voor om geen plaatsaanduidingen, geen
tijdperk, nauwelijks namen te gebruiken. Je ontkomt er als lezer dus
niet aan om je verbeelding gebruiken. Bij de voorstelling gaat dat
anders. De verbeelding wordt niet bij de toeschouwers gelaten. Maar
ingevuld door drie danseressen (in een choreografie van Iván Pérez).
Beelden die danseressen de gelaagdheid van het verhaal uit? En lukt
dat? Ik vraag het me af. Ze zijn ongeveer even oud, even jong dus, als de acteur. Waardoor het voor de lezer van de
roman ongemakkelijk fysieke contact tussen de oude man en het meisje, in de voorstelling normale aanrakingen tussen leeftijdgenoten worden. Lukt
het de danseressen dan wel om de onderliggende dreiging van het hoofdthema
te laten zien? Ik versta de taal van de dans nauwelijks. Ik weet het
dus niet.
In
de loop van het verhaal wordt de magistraat een gevangene. Later
wordt hij door Joll's adjudant Mandel publiekelijk vernederd. Mandel dwingt hem bijvoorbeeld om in vrouwenkleren rond te lopen. De magistraat gaat zich
daardoor cynischer en roekelozer gedragen. Maar uiteindelijk, als de
soldaten zich weer hebben teruggetrokken, neemt hij zijn plaats als
magistraat weer in.
Maar de manier waarop Jan-Paul Buijs speelt, verandert
nauwelijks. Zijn lichaamstaal en de manier waarop hij de tekst zegt,
blijft ongeveer hetzelfde. De verandering van het personage moet ik
dus opmaken uit wat Buijs als de magistraat zegt, niet uit hoe hij
het zegt. Of moet ik ook dat opmaken uit de dans? Ik heb bij Wachten
op de barbaren moeten
vaststellen dat ik weinig van dans begrijp, dat ik misschien wel 'andansabeet' ben.
Ga voor de speellijst en voor meer informatie naar: Toneelschuur Producties