Recensie: Una costilla sobre la mesa: Madre van Atra Bilis Teatro / Angélica Liddell

●●●●○

 

UNA COSTILLA SOBRE LA MESA: MADRE


ATRAS BILIS TEATRO / ANGÉLICA LIDDELL

 

Door Piet van Kampen, gezien 22 september 2021

Tussen zes menselijke tronen vertelt Angélica Liddell in een wanhopige openingsklaagzang, met steeds heftigere gebaren, over haar dode moeder. Met toenemende ontsteltenis onthult ze dat ze in haar moeders laatste uren alleen maar liefde voelde voor de vrouw die ze vijftig jaar had gehaat. En dat ze dat haatte.

Geïnspireerd door As I lay dying van William Faulkner maakt Liddell vervolgens met behulp van zo'n twintig figuranten een rituele reis naar Extramadura, de geboortegrond van haar moeder, in het traditionele zuidwesten van Spanje. Wat we tijdens dat requiem voor een gehate moeder te zien krijgen is een processie van zowel in beeld als muziek in grote schoonheid omgezette woede en pijn.

Zo'n twintig figuranten staan Liddell bij in het scheppen van die prachtige beelden, zoals in de scène waarin we Liddells moeder zien als een klein meisje in een kist, gedragen door mannen met als het firmament beschilderde torso's.

Barokke sacrale muziek, van onder andere Pachelbel, en live gezongen religieuze en rituele liederen door flamencozanger Niño de Elche versterken steeds die beelden. Met als muzikaal hoogtepunt een langdurige door De Elche 'gezongen' jammerklacht van Legioen, een door demonen bezeten man.

Hoewel er vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de grote hoeveelheid op het achterdoek geprojecteerde nogal mysterieuze teksten, is Una costilla sobre la mesa: Madre een oprechte en bij vlagen hartverscheurende voorstelling van een unieke kunstenaar die er alweer in slaagt haar particuliere pijn in schoonheid om te zetten.

Recensie: Cliënt E. Busken van ITA-Ensemble / Maria Kraakman

 

●●●○○

 

CLIËNT E. BUSKEN


ITA-ENSEMBLE / MARIA KRAAKMAN

 

Door Piet van Kampen, gezien 16 september 2021
  

Maria Kraakman debuteert als regisseur bij ITA. Op een verrassende manier. Met muziektheater. In de stijl van Orkater. Met als acteurs/muzikanten Gijs Scholten van Aschat en Jip van den Dool, die allebei in muziektheatervoorstellingen van Orkater hebben gestaan.

Cliënt E. Busken (2020), de roman van Jeroen Brouwers, is een monologue intérieur van een man op de gesloten afdeling van een instelling, die weigert te spreken en doet of hij doof is. Maar die wel, soms warrig, soms helder, voortdurend zwijgend denkt en herinnert en becommentarieert. Het niet willen spreken van Busken lijkt gericht tegen de psychiater van de instelling en de domheid van zijn medepatiënten, maar is ook een protest tegen het steeds verder aftakelen van zijn lichaam.

Voegt de voorstelling Cliënt E. Busken iets toe aan het stilistische meesterwerk van Jeroen Brouwers waarop het is gebaseerd?

In eerste instantie zou je meteen, zonder er verder over na te denken, zeggen nee. Want noodzakelijkerwijs moet er voor een voorstelling van negentig minuten veel tekst uit de roman sneuvelen. De prachtige zinnen uit de roman die ze voor de voorstelling wel gebruiken, hebben bewerker Scholten van Aschat en regisseur Kraakman overigens, gelukkig, volledig intact gelaten.

Brouwers' geweldig goed geschreven roman is één gedachtenstroom waarin verzet, verontwaardiging en herinnering, steeds zonder afronding, maar ook zonder onderbrekingen, in elkaar overgaan.

In de voorstelling is dat niet zo. Met door Gijs Scholten van Aschat gezongen viriele songs, uit de jaren dat 'het gevalletje' van Busken zich nog zonder moeite en veelvuldig oprichtte, wordt de toeschouwer van de theatermonoloog, in tegenstelling tot de lezer van de roman, af en toe bewust uit de gedachtenstroom van Busken gehaald. Voegt dat iets toe? Ik vind van niet.  

Wat wel iets toevoegt is de andere manier waarop muziek wordt ingezet. Als Jip van den Dool de tekst, die Scholten van Aschat uitspreekt, ondersteunt met live uitgevoerde muziek. En er op andere momenten met zijn composities juist een tegenkleur aan geeft. (In het laatste half uur, bij de definitieve lichamelijke aftakeling van Busken, komt Van den Dool ook als acteur in actie.)

Voor wie nog nooit iets van Jeroen Brouwers heeft gelezen is wat Gijs Scholten van Aschat uit Brouwers' laatste roman laat horen misschien een stimulans om dat wel te gaan doen. En omdat de inbreng van Jip van den Dool als componist en muzikant de voorstelling iets extra's geeft, is Cliënt E. Busken van ITA-Ensemble/Maria Kraakman ook voor wie Cliënt E. Busken heeft gelezen toch ook nog wel de moeite waard.

Ga voor de speellijst en voor meer informatie naar: Internationaal Theater Amsterdam

Recensie: Gevechten en metamorfosen van een vrouw van ITA-Ensemble / Ivo Van Hove

●●●○○

 

GEVECHTEN EN METAMORFOSEN VAN EEN VROUW


ITA-ENSEMBLE / IVO VAN HOVE

 

Door Piet van Kampen, gezien 14 september 2021
  

In zijn eerste roman, En finir avec Eddy Bellegueule (2014), vertelt Édouard Louis (1992) over zijn traumatische jeugd in een gezin uit de onderklasse. Een gezin met een alcoholische vader die op zijn zestiende in de fabriek ging werken, en die net als alle andere mannen in dat milieu drinkt en vecht. En met een moeder die al op haar zeventiende zwanger raakte. En dus huisvrouw werd. En ongelukkig.

Qui a tué mon père uit 2018 (door Ivo Van Hove als Wie heeft mijn vader vermoord voor toneel bewerkt) is een hommage van Édouard Louis aan zijn vader, maar vooral een aanklacht tegen het systeem dat zijn vader (en diens vader) heeft gemaakt tot wat hij is geworden.

In Combats et métamorphoses d'une femme (2021) zijn vierde roman, en de derde over het gezin waarin hij opgroeide, beschrijft Édouard Louis hoe zijn moeder uit het mistroostige leven in het Noord-Franse dorpje Hallencourt weet te ontsnappen. In de bewerking en vertaling van Ivo Van Hove heet de voorstelling die op deze roman is gebaseerd Gevechten en metamorfosen van een vrouw.*

In een voor scenograaf Versweyveld ongebruikelijk realistisch decor met een morsige keuken, de geur van frituurvet, en een slonzig geklede Marieke Heebink (als de moeder), brengen regisseur Ivo Van Hove en Jan Versweyveld ons terug in de tijd. Naar hoe een moeder van vijf kinderen boodschappen doet, eten kookt, afwast, het huis schoonmaakt, weer kookt en weer afwast. En ongelukkig is met haar alcoholisch man en haar zuipende oudste zoon die zijn vrouw slaat, zoals veel jonge mannen in dat godvergeten dorp.

In het laatste deel van de voorstelling springen Van Hove en Versweyveld vooruit in de tijd. Een smetteloos wit gedekte tafel verbeeldt het chique restaurant in Parijs waarnaar haar inmiddels succesvolle zoon Édouard (gespeeld door Majd Mardo) zijn moeder jaren later heeft meegenomen, als ze na haar metamorfose bevrijd lijkt te zijn.

In Gevechten en metamorfosen van een vrouw is de liefdevolle reflecterende monoloog van een zoon over zijn moeder (in het boek waarop de voorstelling is gebaseerd) veranderd in een samenspraak tussen zoon en moeder. In die quasi-dialoog wordt het terugblikken van de zoon, waar dat maar enigszins kan, door Van Hove opgeblazen tot schreeuwend en tierend gespeelde ruzies.

Voegt dat iets toe? Heeft de tekst van Édouard Louis dat nodig? Ik denk het niet. Integendeel, ik denk dat daarmee de impliciet maatschappijkritische kracht van de roman tekort wordt gedaan.

Marieke Heebink en Majd Mardo, als de moeder en de zoon, doen wat ze van hun regisseur moeten doen, en ze doen het goed. Maar door te kiezen voor een lelijk realistisch in plaats van een gestileerd decor en voor onnodige stemverheffingen, levert Van Hove met Gevechten en metamorfosen van een vrouw niet bepaald zijn beste regie af.

De voorstelling wordt beloond met een daverend applaus. Op de recensent van de Theaterkrant na, die demonstratief blijft zitten, staat iedereen op voor een staande ovatie. Maar voor wie doen ze dat? Voor de acteurs? Voor de regisseur?

Ik hoop voor Édouard Louis. Want omdat Louis, net als in zijn eerdere werk, ook in Combats et métamorphoses d'une femme via het kleine (huiselijke) drama het grote maatschappelijke onrecht laat zien, is Gevechten en metamorfosen van een vrouw toch een redelijk boeiende voorstelling.

* Ivo Van Hove vertaalde en bewerkte de roman al vóór de Franse publicatie, dus ook voordat de Nederlandse vertaling ervan op de markt kwam. In de inmiddels door De Bezige Bij uitgegeven vertaling (van Reintje Ghoos en Jan Pieter van de Sterre) heet de roman Strijd en metamorfose van een vrouw.

Ga voor de speellijst en voor meer informatie naar: Internationaal Theater Amsterdam

 

MARIA MARIA MARIA van Veenfabriek / Joeri Vos

 

●●○○○


MARIA MARIA MARIA


VEENFABRIEK / JOERI VOS

 

Door Piet van Kampen, gezien 1 september 2021

De door Joeri Vos geschreven tekst van MARIA MARIA MARIA eindigt zo: 'Het is zo makkelijk om te vergeten wat je moet onthouden.' 

Mijn in stilte uitgesproken repliek meteen daarna, nog tijdens het applaus: Het is minstens zo gemakkelijk om te onthouden dat je die banale tekst maar het beste zo snel mogelijk kunt vergeten.

Veenfabriek maakt muziektheater. Ook in MARIA MARIA MARIA speelt live uitgevoerde muziek een belangrijke rol. De voorstelling begint met een door Anass Habib loepzuiver gezongen Ave Maria in het Aramees, met meteen daarna een heerlijk duet tussen basklarinet en de spreekstem van Jacobien Elffers.

Later in de voorstelling horen we, behalve nog twee door dezelfde Habib prachtig gezongen liederen uit de vroegmiddeleeuwse Cantigas de Santa Maria, ook intrigerende door Bastiaan Woltjer gecomponeerde instrumentale muziek.

Maar. Ik ben geen muziekkenner. En hoewel ik onder de indruk ben van vooral de zang van Habib en het spel van Ghaeth Almaghoot op klarinet, basklarinet en duduk, weeg ik bij het bepalen van het aantal ballen boven deze recensie bewust de muziek niet mee. Ik kies ervoor om me bij mijn oordeel over MARIA MARIA MARIA te beperken tot het waarderen van de door Joeri Vos geschreven tekst en de regie van dezelfde Joeri Vos.  

Tekstschrijver Joeri Vos serveert ons een ontzettend kinderachtig verhaal over Maria, op smaak gebracht met flauwe grappen van het niveau 'Als ze maar niet alleen gaan zeiken over de slechte grappen.' De goed spelende Jacobien Elffers valt natuurlijk niet te verwijten dat ze zo'n tekst uitspreekt, de verantwoordelijkheid daarvoor ligt volledig bij regisseur Joeri Vos. 

Regisseur Vos slaagt er niet in om radicaal genoeg te schrappen in de vondsten van schrijver Vos. Als hij echt kritisch had gekeken, zou hij er minimaal een derde uit hebben gehaald. En dan zou hij en passant altviolist Milena Haverkamp hebben bespaard om zonder muzikale begeleiding de Cantiga voor Alfonso uit de Cantigas de Santa Maria op te zeggen. 

En dan komt Vos ook nog eens met deze pretentieuze disclaimer: 'Als de voorstelling onverhoopt nieuwe inzichten oplevert, een wereldbeeld verandert, inspireert en/of aanzet tot bepaalde voornemens, dan zijn alle eventuele daaruit voortvloeiende veranderingen in manier van leven, geloven, of anderszins, geheel de verantwoordelijkheid van de toehoorder en niet van de Veenfabriek.' Tja. Hoe puberaal wil je het allemaal hebben.

Ga voor de speellijst en voor meer informatie naar: De Veenfabriek