Vragen
over Jeremia van Sadettin Kirmiziyüz en Marjolijn van Heemstra
Boven
bijna alle recensies van Jeremia
staan vier sterren. Veel waardering dus van de critici in de kranten.
Meteen na de première op vrijdag 7 februari 2014 barst op Facebook
en in nrc
next ook
nog eens
de
discussie los. Tevredenheid alom. Eindelijk weer eens theater dat
er toe doet. Waarover wordt gepraat. Theater over een maatschappelijk
onderwerp. Theater dat relevant is.
Wie
zou dat feestje nou willen verpesten met vragen over de vorm? Met
vragen over theatrale middelen? Doet de vorm er nog wel toe als de
inhoud zoveel losmaakt? Ik denk het wel. Drie weken nadat ik de zaal
uitliep, heb ik die vragen nog steeds. Ik ga ze nu toch maar eens
stellen.
Jeremia
behandelt enerzijds het racistische gescheld op de sociale media,
gebaseerd op Sadettin Kirmiziyüz ervaringen met Gekke Toon die hem
dood wenste op Twitter.
Daarnaast de vraag waarom Geert Wilders nu ongestraft veel ergere
dingen kan zeggen dan Hans Janmaat toen. Die tweede verhaallijn is
vooral een verslag van een bezoek dat Van Heemstra en Kirmiziyüz
brachten aan Wil Schuurman, de weduwe van Janmaat.
Aan
het begin van de voorstelling trekt Marjolijn van Heemstra een van
haar twee normale schoenen uit en vervangt die door een veel lompere.
Die twee verschillende schoenen is het eerste moment. Heel even een
blonde pruik op het hoofd van Kirmiziyüz het tweede. Kirmiziyüz en
Van Heemstra, rechtop staand en ernstig kijkend alsof het volkslied
klinkt, luisterend naar Amsterdam
huilt (waar het eens heeft gelachen) van
Rika Jansen is het derde moment.
Dat
zijn, in mijn herinnering, de drie momenten die anders zijn. Waarop,
behalve in het decor, andere theatrale middelen zijn ingezet dan het
vrijwel letterlijk navertellen van de tweets van Gekke Toon en van
het bezoek aan Schuurman. Misschien ben ik een of twee van die
afwijkende momenten vergeten, maar hoe dan ook Jeremia
is vooral het navertellen van wat er in de voorbereiding van de
voorstelling is ontdekt.
Kirmiziyüz
en Van Heemstra zijn allebei opgeleid om zich met verbeelding bezig
te houden. Hij op de toneelschool, zij tijdens haar studie
Godsdienstwetenschap. Allebei krijgen ze als theatermaker subsidie om
via de verbeelding te vertellen wat ze willen zeggen. Ook bij een
voorstelling die bedoeld is als discussiestuk, waarover daadwerkelijk
is gediscussieerd, zou je je daarom af moeten vragen in hoeverre ze
gebruik maken van verbeelding. Welke theatrale middelen ze daarbij
inzetten.
Even
terug naar de première. Naast de eerste rij zit Wil Schuurman. In
een rolstoel. Als gevolg van het geweld in Kedichem bij een actie
tegen de Centrumpartij is ze haar rechterbeen kwijt. Tijdens de
voorstelling kom ik ook dingen over haar te weten die ik nog niet
wist. Zoals dat ze een Joodse oma heeft, en drie papegaaien. En dat
één van die papegaaien klompvoeten heeft. Je kunt je dus afvragen
of die weinige afwijkende stijlmiddelen, de lompe schoen, het lied
over de Jodenhoek, wel zo subtiel zijn. Of dat niet een beetje te
direct op het sentiment is.
De
discussie in de afgelopen weken ging daar niet over. Die ging over de
inhoud van de tweede verhaallijn. Over de vraag waarom Wilders ergere
dingen kan zeggen dan Janmaat. En over de vraag of de voorstelling
niet te naïef is, teveel een rehabilitatie van de Centrumpartij.
Maar mijn vragen gaan over de vorm. Zitten Kirmiziyüz en Van
Heemstra niet veel te dicht op hun research? Hebben ze zichzelf wel
voldoende tijd en voldoende afstand gegund om wat ze tegenkwamen aan
feiten, om wat ze tegenkwamen in zichzelf, te laten bezinken, om er
daarna via de verbeelding met theatrale middelen een vorm aan te
geven?