Recensie: Kronieken van de stad, deel 1, Tussen werven en hotels van Timen Jan Veenstra/Olivier Diepenhorst

●●●●○

 

KRONIEKEN VAN DE STAD, DEEL 1, TUSSEN WERVEN EN HOTELS


TIMEN JAN VEENSTRA / OLIVIER DIEPENHORST   



Door RiRo, gezien 16 juli 2017 

Soms vraag je je bij een locatievoorstelling af wat zo'n plek in godsnaam toevoegt aan de voorstelling. En waarom je nou zo nodig eerst naar een verzamelpunt moest om daarna als kleuters achter een vrijwilligster naar weer een andere plek te lopen. Waar je dan een poncho krijgt voor je weet maar nooit, en op een tribune in de open lucht moet gaan zitten.

Bij Tussen werven en hotels is dat anders. Vrijwel meteen nadat Stefan Rokebrand de eerste woorden van de door Timen Jan Veenstra geschreven theatermonoloog heeft uitgesproken, weet je het. Er was maar één manier om op die speellocatie te komen die recht zou doen aan de voorstelling: Lopen vanaf het Zonneplein. En er was maar één locatie waar die voorstelling kon worden gespeeld: Het pleintje bij De Sacramentskerk aan de Kometensingel.

Tussen werven en hotels is het eerste deel van een vierluik van toneelschrijver Timen Jan Veenstra over Amsterdam en gaat over Amsterdam Noord, over Tuindorp Oostzaan. Veenstra deed uitgebreid onderzoek, dook in de archieven, en interviewde zowel arbeiders en hun vrouwen en kinderen uit de tijd van de werven en de kranen, als nieuwe bewoners van Noord die nog niet zolang geleden het IJ zijn overgestoken. Het resultaat: een theatermonoloog van een pater die in 1971 het huis betrok tegenover wat toen nog Kerk van het Allerheiligste Sacrament heette. Een monoloog waarin die pater - kenner bij uitstek van wat er veranderde en van wat dat met mensen deed - zijn verhalen en zijn persoonlijke herinneringen vertelt.

Tot hij in 2005 overleed was pater Jos Kobessen ruim dertig jaar steun en toeverlaat geweest voor de bewoners van Tuindorp Oostzaan. Acteur Stefan Rokebrand, bruine pantalon, overhemd met stropdas met daar overheen een paarse trui, legt zijn hand op de deur van de kerk: 'Als deze deuren open konden, zou ik u als eerste de eikenhouten banken laten zien. Tien rijen aan weerskanten, plek voor driehonderd man met de kansel daarachter en ondertussen de zon die uit de kleine ramen daarboven precies genoeg naar binnen scheen. Uw gezichten net genoeg belicht.'

De tekst begint beschrijvend. Om ons in te wijden in waar we zijn en waar het over gaat, veronderstel ik. Maar al snel wordt het verhaal van eerst de werven, de kranen en de halfgebouwde schepen, tot later het werkeloos toekijken hoe slechts één kraan mocht blijven, al snel wordt dat verhaal meer poëzie dan proza. Door de manier waarop Veenstra het materiaal dat hij tijdens zijn research heeft verzameld door pater Kobessen laat vertellen, is het een verhalend gedicht geworden. Tussen werven en hotels is een theatermonoloog van alleen maar welluidende zinnen, een tekst om stil van te worden.

Door zijn dictie en door op precies de goede momenten rust in te bouwen weet Stefan Rokebrand ons met die prachtige tekst, in een sobere maar functionele regie van Olivier Diepenhorst, ruim een uur lang te boeien en te ontroeren. Kronieken van de stad, deel 1, Tussen werven en hotels is voor zowel 'Noorderlingen' als voor Amsterdammers van de andere kant van het IJ dan ook een must. 

Gezien tijdens OVER HET IJ FESTIVAL