Recensie: De moed om te doden van Toneelhuis / Guy Cassiers

●●●○○

 

DE MOED OM TE DODEN

 

TONEELHUIS / GUY CASSIERS



Door RiRo, gezien 26 november 2016


Waarom kiest Guy Cassiers voor dit stuk van de Zweedse toneelschrijver Lars Noren uit 1980? Bij mij roepen de dialogen in De moed om te doden vooral herinneringen op aan de oeverloze psychoanalytische manier waarop in de zeventiger jaren over relaties en over relaties met ouders werd gepraat. Op mij komt het stuk dus nogal gedateerd over, en de urgentie ervan voor het nu ontgaat me.

Cassiers beargumenteert zijn keuze onder meer met het feit dat het aansluit op Natuurgetrouw, een voorstelling die hij in 1984 maakte samen met zijn vader Jef Cassiers. Dat stuk ging over een verjaardagsfeest voor een vader dat ontaardt in een enorme ruzie met zijn zoon. Om die link met Natuurgetrouw en met zijn eigen vader-zoon relatie te benadrukken gebruikt Cassiers voor de aankondigingsflyer van De moed om te doden zelfs een foto van zichzelf met zijn vader.

Zijn voorstelling ziet Cassiers niet alleen als gezinsdrama. Hij zegt ermee ook zijn analyse over het Vlaanderen van nu te willen overbrengen. Volgens Cassiers is in Vlaanderen namelijk de balans tussen heden en verleden zoek, is er angst voor verandering, bestaat er de tendens om voortdurend te zeggen 'vroeger was het beter'. Vooral om die reden heeft hij de Nederlandse vertaling van Karst Woudstra door Bart Van Nuffelen laten vervlaamsen. Afgezien van de vraag of de analyse van Cassiers nou wel of niet hout snijdt, ik vind niet dat hij erin is geslaagd die extra laag, de metafoor dus over het Vlaanderen van nu, over het voetlicht te krijgen. 

Noren's De moed om te doden gaat over twee mensen die opgesloten zitten in een onverwerkte vader-zoon relatie. Een vader komt op bezoek bij zijn zoon, en is voorlopig niet van plan weg te gaan. De vader doet zich in eerste instantie voor als zwak, eenzaam, en hulpbehoevend. Daarmee maakt hij het moeilijk voor zijn zoon, want die wil zich juist losmaken van 'de vader'. Losmaken van het verleden, van de hindernis waardoor hij zich geremd voelt in zijn zelfontplooiing. De moed om te doden is de moed om zich van dat verleden te bevrijden. Via een vloed van dialogen, zonder echte actie, laat Noren vader en zoon elkaar meedogenloos te lijf gaan, waarbij beiden zowel een band met elkaar voelen als afkeer voor elkaar.

De vader is altijd ober geweest. De zoon verwijt hem dat hij zich daardoor zijn leven lang heeft laten vernederen. De zoon is ook ober, in een louche zaak, waar hij zich ook met half criminele activiteiten bezighoudt. Dat levert hem heel wat meer geld op dan zijn vader toen die nog werkte. Als de vriendin van de zoon, Radka, thuiskomt, kijkt ze enigszins verbaasd naar het voortdurende verbale gevecht tussen vader en zoon. Maar door de aanwezigheid van Radka verandert de vader in no time van een zeurderige huilebalk in een charmeur. De zoon creëert aan het slot van de avond een situatie waarin de versierderige vader en Radka alleen zijn. Opzettelijk. Zodat hij zijn vader kan betrappen. En daardoor de moed kan krijgen.

De moed om te doden is een atypische Cassiersvoorstelling: geen zendmicrofoons, geen videoprojecties, geen close-ups. Gewoon drie acteurs in een uiterst sober decor waarin met een groot stuk zwart landbouwplastic de speelruimte is verkleind tot alleen het voortoneel. Ik was al geen fan van het werk van Noren, en hoewel ik me de bijna twee uur die de voorstelling duurt geen moment heb verveeld, heeft Cassiers's versie van De moed om te doden daar geen verandering in gebracht.
 
Ga voor de speellijst en voor meer informatie naar:Toneelhuis

Recensie: Moeder van Peeping Tom

●●●●● 

 

MOEDER

 

PEEPING TOM



Door RiRo, gezien 25 november 2016


Moeder, dat op 29 september 2016 in première ging, is de tweede in een trilogie waarvan Vader (2014) de eerste was. De derde, Kinderen, staat voor 2018 gepland. Peeping Tom, met Gabriela Carrizo en Franck Chartier als regisseursduo, maakt danstheater, maar dan wel in een mix met gesproken tekst, live muziek, slapstick en acrobatiek. En nu, in de fantastische voorstelling Moeder, voor het eerst ook met op het toneel live geproduceerd en versterkt geluid.

Dat laatste, waarvoor samenwerking werd gezocht met een Foley artist, is een geniale toevoeging aan het toch al zo rijke arsenaal aan theatrale middelen waarvan Peeping Tom gebruik maakt. Dat live geproduceerde en versterkte geluid wordt in Moeder niet alleen ingezet om de aandacht van de toeschouwer naar situaties en personages te leiden, het speelt ook een sturende rol in de choreografie én het versterkt de emoties van de personages.

In het eerste deel van de trilogie, Vader, kwam een zoon wekelijks gehaast binnen voor een bezoekje aan zijn in een verzorgingstehuis opgenomen seniele vader. Aan het eind van die voorstelling is de zoon ook een 'vader' geworden, ook iemand die verzorgd moet worden. Vader was een voorstelling over het op weg zijn naar de dood, een heel goede voorstelling overigens. Het nog betere Moeder begint juist met de laatste rochels van een stervende. Vanuit het rouwen om de dood van die gestorven moeder komen vervolgens op allerlei fascinerende en verrassende manieren ook andere aspecten van vrouw zijn en moeder zijn aan de orde. Gevoelens en emoties zijn daarbij, meer dan gebeurtenissen, het uitgangspunt.

Zoals altijd bij Peeping Tom is het decor hyperrealistisch. Deze keer is het een museum. In dat decor wordt, soms realistisch, soms surrealistisch, maar meestal met een combinatie daarvan, elke levensfase van 'de moeder' verbeeld. Wat Moeder zo overdonderend goed maakt, is vooral de manier waarop bij al die levensfases live muziek en live geluiden steeds zowel initiërend als versterkend zijn.

'It's a sad day today', zijn de eerste woorden in de voorstelling. En hoewel gemis, verlies en verdriet vaak terugkomen, wordt de voorstelling nooit larmoyant. Vooral omdat elke scène uiteindelijk absurdistisch wordt, steeds wordt met macabere humor en groteske overdrijving het pijnlijke en het schrijnende verzacht.

Een kleine greep: Na de dood van haar moeder wil een vrouw zich, in een dans, op de vloer van het podium verdrinken, het geluid van het water wordt achter het glas van een opnamestudio/kraamkamer live gemaakt en door de technici verstrekt. Een overrompelende scène is dat. Een moeizame bevalling culmineert verrassend in een live gezongen lied (Cry Baby van Janis Joplin). Een koffiemachine met een navelstreng overlijdt.

Nog een paar voorbeelden: Verdrietige ouders vieren de verjaardag van hun dochter van zeven, die nog steeds in een couveuse ligt, een aangrijpend beeld dat, zo blijkt, later nog absurder wordt. Met in haar armen haar baby, maakt een voormalige Braziliaanse Olympische turnster salto's voorover. En dat is dan nog maar één van de vele ongelooflijke staaltjes acrobatiek in deze voorstelling. Een poetsvrouw dweilt het bloed op dat uit de afbeelding van een hart gutst, en blijft gutsen.

Vader, waarvoor Franck Chartier de hoofdverantwoordelijke was (Cabriela Carizzo assisteerde) had weliswaar een duidelijkere verhaallijn dan Moeder, dat associatiever is. Toch vind ik deze tweede voorstelling in de trilogie, nu met Carizzo als regisseur en Chartier als haar assistent, nog beter dan de eerste. Want juist dat associatieve vormt de basis voor het meesterwerk dat Moeder van Peeping Tom is geworden.

Ga voor de speellijst en voor meer informatie naar: Peeping Tom

Recensie: Learning How to Walk van NTGent / Benny Claessens

●○○○○

 

LEARNING HOW TO WALK


NTGENT / BENNY CLAESSENS



Door RiRo, gezien 15 november 2016

Als de Nederlandse première van Learning How to Walk begint, zitten er 75 toeschouwers in de grote zaal van de Stadsschouwburg in Amsterdam. Dat is een vreemde ervaring. Zo weinig in zo'n grote zaal. En dat bij een Nederlandse première van een voorstelling van NTGent. Drie kwartier later zijn er van die 75 nog 60 over. De eerste twee uur tot de pauze blijft dat zo.

Maar het overgrote deel van die blijvers komt na de pauze niet terug. De voorstelling duurt vier uur, maar het deel na de pauze wordt door nog maar vijftien toeschouwers gezien. Zeggen toeschouwersaantallen iets over het belang of de kwaliteit van een voorstelling? Kun je zeggen dat een voorstelling niet goed is, alleen maar omdat 80 % van het publiek afhaakt?

Aan het prachtige slot van de laatste scène voor de pauze denk ik nog steeds terug. Dat had, in ieder geval op mij, een enorm kalmerend, een uiterst meditatief effect. Omdat de vloer van het podium van de Amsterdamse schouwburg licht naar voren helt, duurt die slotscène erg lang. En hoewel ik al bijna twee uur zat, en in die twee uur weinig opwindends had gezien, had het wat mij betreft toch nog veel langer mogen duren.

Vijf acteurs zijn aan het slot van Learning How to Touch, de derde scène van Learning How to Walk, de laatste voor de pauze, bezig om met doeken van verschillende kleuren de vloer droog te maken. Omdat de urine van de vijf acteurs door het hellen van het podium naar voren loopt, moeten ze daar, vlak voor het publiek, extra dweilen. Maar ze blijven dat doen met heel rustige bewegingen. De manier waarop de vijf zonder haast te maken bezig zijn met die doeken, die dweilen en die emmers water, is volkomen natuurlijk. Dat er in die scène zo volkomen niet gespeeld wordt, ervaar ik als een verademing na wat er daarvoor te zien was.

In de eerste scène spelen de acteurs onder meer dat ze kinderen zijn die elkaar uitdagen om over een verhoging te springen. Maar volwassenen die spelen dat ze kinderen zijn? In de tweede, Learning How to Talk, kijken ze toe hoe één van hen, Elsie de Brauw, klanken uitstoot. Ik veronderstel op grond van die eerste twee scènes dat de acteurs bewust afstand doen van wat ze aan acteermogelijkheden in huis hebben, en de hele voorstelling gaan proberen te handelen en zo nodig te improviseren alsof ze weer kind zijn. Maar dat zijn ze niet. En dat maakt wat ze op het podium aan het doen zijn niet gespeeld onecht maar echt onecht waardoor het niet werkt.

Toch zou het mooi zijn als ze dat onecht kinderlijke de volle vier uur zouden volhouden. Dan zou Benny Claessens weliswaar een heel ongebruikelijke, en door veel toeschouwers niet gewaardeerde, maar in ieder geval wel heel consequente en consistente voorstelling hebben neergezet.

In de pauze loop ik mee in de flow van mensen die zonder opgewonden gemopper, maar ook zonder enige twijfel of aarzeling, in alle rust naar de garderobe gaan in plaats van naar de bar. Bij een voorstelling vindt er altijd een interactie plaats tussen spelers en publiek. En je in die interactie laten meeslepen, is dat nou juist niet wat toneel zo bijzonder maakt?

Wel jammer dat ik daardoor het deel na de pauze niet heb gezien. En dus niet weet of Lara Barsacq, Benny Claessens, Elsie de Brauw, Lisa Estaras, en Risto Kübar dat onecht kinderlijke nou wel of niet de volle vier uur hebben volgehouden.

Ga voor de speellijst en voor meer informatie naar: NTGent

Recensie: Race van het Nationale Toneel

●●●○○

 

RACE

 

het NATIONALE TONEEL



Door RiRo, gezien 5 november 2016


De affaire DSK. In mei 2011 wordt de Fransman Dominique Strauss-Kahn, op dat moment directeur-generaal van het IMF, in Amerika gearresteerd omdat een hotelmedewerkster hem ervan heeft beschuldigd haar in zijn hotelkamer te hebben aangerand. Daar moet ik bij Race meteen aan denken. Maar dat kan voor David Mamet natuurlijk onmogelijk de aanleiding zijn geweest om het te schrijven, want Race ging in 2009 in première.

Een rijke witte man, gespeeld door Hein van der Heiden (met een grijze pruik op, ik zou niet weten waarom) meldt zich bij een advocatenkantoor met maar drie advocaten: een witte man (Mark Rietman), een zwarte man (Werner Kolf) en een zwarte stagiaire (Romana Vrede). Ook Romana Vrede draagt een pruik. Ook in dit geval weet ik niet waarom.

Charles, de rijke witte man, wordt ervan beschuldigd zich in een hotelkamer te hebben vergrepen aan een zwarte vrouw die twee keer zo jong is als hijzelf. In de krant verklaart die vrouw: 'Hij rukte mijn nieuwe paillettenjurk van mijn lijf. Hij smeet me op bed. En verkrachtte me.' Terwijl de witte advocaat Jack en de zwarte advocaat Henri zich nog beraden of ze deze cliënt wel of niet zullen aannemen, heeft hun stagiaire Susan het de facto al onmogelijk gemaakt dat ze er nog onderuit kunnen.

Vanaf dat moment zien we in Race de voorbereiding van een rechtszaak in Amerikaanse stijl, met een jury, en dus het vooraf bedenken van manieren om die jury te beïnvloeden. Een ander Amerikaans aspect speelt ook een rol: positieve discriminatie waarbij een werkgever verplicht is een bepaald quotum te halen. Het aannemen van stagiaire Susan, vrouw en zwart, door haar baas Jack heeft met die verplichting te maken.

Het gedrag van de vier personages in Race wordt mede bepaald door het feit dat ze wit of zwart zijn. En man of vrouw. Waarbij het thema tegen het einde verschuift van ras en racisme naar sekse en seksisme. Helaas blijven de discussies tussen de twee mannelijke advocaten over de raciale aspecten van de rechtszaak én de seksistische manier waarop ze met hun collega Susan omgaan keurig binnen de lijntjes van de comfortzone van het bijna volledig witte publiek.

De vier personages in Race, behalve de door Mark Rietman gespeelde witte advocaat Jack, blijven nogal vlak. Bij het enige vrouwelijke personage stoort dat het meest. Toneelschrijver David Mamet maakte van haar eigenlijk gewoon een assistente in plaats van de cum laude afgestudeerde jurist die hij aankondigt. Vreemd. Dat Susan een bordkartonnen personage blijft, ligt dan ook zeker niet aan Romana Vrede.

Wat goed is aan Race, is het snedige intellectuele debat tussen de snelle en meedogenloze witte advocaat Jack, en de cynische zwarte advocaat Henry. En de manier waarop die twee hun cliënt aan een kruisverhoor onderwerpen. Maar regisseur Eric de Vroedt heeft niet voor Race gekozen omdat hij rechtbankdrama's uit films en tv-series naar de kroon wil steken. Met Race wil hij laten zien dat vanaf nu bij het Nationale Toneel actuele politieke en maatschappelijke thema's op het menu staan.

Als dat zo is, kun je je afvragen of Race wel zo'n goede keus was. Want hoe boeiend als advocatendrama misschien ook, als discussiestuk over racisme blijft Race aan de veilige kant. Wat Race mist is humor. Niet dat sommige dialogen niet geestig zijn, nee wat ontbreekt is de harde zwarte humor die de thematiek voor een wit publiek gevaarlijk kan maken. Toch mag je Race niet missen. Tenminste als je zelf wilt zien waarom de weergaloos spelende Mark Rietman voor zijn rol als advocaat Jack genomineerd moet worden voor de Louis d'Or.
 
Ga voor de speellijst en voor meer informatie naar: het Nationale Toneel